IWAB Lessen
Vraag van de week
Antwoord zondag tijdens de ronde van GORKUM 2024 04 21
--- voor antwoorden en vragen , stuur een mail naar PA3KYH@gmail.com
┘
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De voorgaande vragen staan onder aan deze pagina..........
Het door de antenne effectief uitgestraalt vermogen [ERP] is
a 1 W ERP
b 0.1 W ERP
c 1000W ERP
d 10 W ERP
-1+20-9+10=20dB
20dB = 100X
20dB = 10dB +10dB = 10X en 10X
100 x 01=10 Watt ERP >>>>>
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het vermogen opgenomen door de weerstand , wordt 4x zo groot
wat doet de spanning ??
Het zijn veel vragen eigenlijk
Om dat te benoemen heb je veel uitleg erbij nodig
alles staat hier >>>>>
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De spanning verdubbeld, reken maar na...>>>
stel de spanning op 10 V en de weerstand op 5 Ohm en het vermogen is dan P = U2 / R =102 / 5 = 20 Watt
het vermogen wordt 4x groter dus 80 Watt
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een voor gelijkspanning geijkte draaispoelmeter wordt via een diodebrug aangesloten op een sinusvormige wisselspanning van 1 Khz.
De meter wijst van de spanning tussen A en B aan:
a de maximale waarde
b de effectieve waarde
c de gemiddelde waarde
d de momentele waarde
-
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoe groot is I5 ?
I1=1 A
I2=2 A
I3=3 A
I4=4 A
Wat gaat er allemaal naar P toe?
I1
I3
I4
Dus 1+3+4 = 8 Ampere gaat naar P to
Wat gaat er allemaal van P af?
Net zoveel als er naar toe gaat nl 8 Ampere
I2
I5
I5= 8 - I2 = 8-2
= 6 Ampere >>>>>
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
R = 1000 Ohm
P = 10 Watt
I = ?
-
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Er is 1 KWh energie beschikbaar.
Een 100 watt lamp kan hiermee gevoed worden gedurende:
a 0.1 uur
b 100 uur
c 1 uur
d 10 uur
E = P * t
t= E/P
t= 1KW / 100 =10 uur
>>>>>
De aantrekkingskracht tussen weekijzer en de magneet is:
a in p groter dan in q
b in p kleiner dan in q
c in p even groot als in q
d in p tegengesteld als die in q
Antw A >>>>>
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De gemiddelde waarde van de stroom over het tijdsinterval van 0 tot t1 seconde is:
a 2/π A
b π A
c 0 A
d 1/π A
Ugem = 0.64 x max
2 2
Pie = 3.14 = 0.64 A >>>>>
-
De amplitude van de wisselspanning is
a U1
b U2
c T
d T/2
U1 topwaarde
U2 top-topwaarde
T periodetijd >>>>>
-
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Radioamateurs met een F registratie mogen CW verbindingen maken op 135.7-137.8 Khz
Dit is een golflengte van ongeveer
a 22 meter
b 220 meter
c 2.2 Km
d 22 Km
300 / 0.136 ( in Mhz ) = 2.2 Km >>>>>
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/
Een baterij is opgebouwd uit oplaadbare cellen van 1.2 V en een capaciteit van 0.5 Ah
Een draagbare zendontvanger neemt bij 7.2 V gemiddeld 0.7 A op
Het aantal cellen dat nodig is om deze zendontvanger gedurende 1 uur kunnen gebruiken bedraagd
a 2
b 12
c 6
d 14
12 dus >>>>>
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/
Een condensator wordt gevormd door twee geleiders met daartussen een dielectricum.
De capaciteit wordt groter naarmate de:
a afstand tussen de geleiders vergroot wordt.
b dielectrische constante verlaagd wordt.
c afstand tussen de geleiders verkleind wordt.
d oppervlakte van de geleiders verkleind wordt.
-