-
002
Van een penthode, ingesteld in de klasse A, is het verband tussen Ia en Ug gegeven
bij een anaodeweerstand van 5000 Ω.
De spanningsversterking is:
a   250 maal
b     50 maal
c     10 maal
d    20 maal 
-
001
Als van een electronenbuis een gegeven wordt uitgedrukt in een aantal mA/V.
Dan heeft dat betrekking op:
a   ingangsweerstand
b   steilheid
c   inwendige weerstand
d   versterkingsfactor 
-
003
De steilheid van een buis wordt uitgedrukt in:
a. mA/V
b. KΩ/V
c. graden
d. hellingspercentage 
-
004
Stelling 1:
De anode-roostercapaciteit van een triode is veel kleiner dan van een pentode.
Stelling 2:
De electronenstroom in een triode loopt van het rooster naar de anode.
Wat is juist?
a. stelling1 en 2 
b. alleen stelling1
c  alleen stelling2
d. geen van beide stellingen 
-
005
Stelling 1:
De anodestroom van een triode is afhankelijk van de roosterspanning
Stelling 2:
De anodestroom van een triode is afhankelijk van de anodespanning
Wat is juist?
a   1
b   geen
c   2
d   1 en 2 
-
006
Bij een triode stelt ∆Ia/∆Ug voor:
a.   de formule voor de ingangsweerstand
b.   de formule voor de inwendige weerstand
c.   de formule voor de steilheid
d.   de formule voor de  versterkingsfactor 
-
007
In de figuur is de Ia – Ug karakteristiek van een triode weergegeven.
De steilheid bij Ug = -1.5 volt is:
 
a   50 mA/V
b   10 mA/V
c   5 mA/V
d   1 mA/V 
┘
-
008
Voor een penthode geldt
a   de roosterruimte is altijd zeer klein
b   de inwendige weerstand is zeer hoog
c   het ruisgetal is laag
d   de emissie is hoog 
-
009
Een steile buis heeft de volgende eigenschap
a   een grote genereerneiging
b   een grote vervorming
c   een grote  rroosterruimte
d   een kleine anodestroomvariatie bij een grote roosterspanningvariatie 
-
010
in de onderstaande figuur is een triode opgenomen in een versterkerschakeling
Deze triode is geschakeld in\
a   geaarde rooster schakeling
b   geaarde kathode schakeling
c   geaarde anode schakeling
d   geaarde kathode-rooster schakeling 
-
011
Een triodeverterker in geaarde rooster schakeling (GRS) heeft
a   een laag ruisnieveau
b   een hoge ingangsimpedantie
c   een lage uitgangsimpedantie
d   een geringe edissipatie