jj_02_03_004v
-


004

De eenheid van zelfinductie is:

a   Ohm
b   Henry
c   Farad
-


001

De zelfinductie van een spoel is hoofdzakelijk afhankelijk van:

a   de frequentie
b   de diameter van de spoel
c   de resonantiefrequentie
d   het kernmateriaal
-


002

Een in een enkele laag gewikkelde spoel wordt vervangen door een spoel met een 2 maal zo grote diameter.
De overige eigenschappen [ aantal windingen, bewikkelde lengte, kernmateriaal ] blijven gelijk.
De zelfinductie wordt:

a   2* zo groot
b   de helft
c   4* zo groot
d   8* zo groot
-


003

De reactantie van een spoel wordt groter, zowel bij:

a   lagere frequentie als bij grotere zelfinductie
b   hogere frequentie als bij kleindere zelfinductie
c   lagere frequentie ald bij kleindere zelfinductie
d   hoger frequentie als bij grotere zelfinductie
-


005

Een spoel met een zelfinductie van 0.25 Henry wordt aangesloten op een wisselspanning met een frequentie van 400 Hz.
De schijnbare weerstand van de spoel is ongeveer:

a   1600

b     100

c    31.4

d     628
-


006

Bij een spoel neemt de verliesweerstand door het huid-effect (skin-effect) toe bij gebruik:

A. van draad met een lagere soortelijke weerstand
B. van draad met een dunnere isolatielaag
C. van spatie tussen de windingen
D. bij hogere frequenties
-


007

Van een spoel is gegeven:  L =0.25 H.
Als f = 100 Hz, dan is XL ongeveer:

a   2400 ohm
b   150 ohm
c   600 ohm
d   1200 ohm
-


008

Gegeven:
Spoel R = 30Ω
XL= 40Ω

Gevraagd:
Impedantie Z
-


009

Gegeven: 
R = 50 Ω
Z = 130 Ω

Gevraagd:
XL 
-


010

Gegeven:
XL = 1200 Ω
Z = 1300 Ω

Gevraagd:
R