jj_05_02_004v
002

Als transistoroscillator kan het beste worden gebruikt ?

a   schema 3
b   schema 1
c   schema 2

-
003

Dit is het blokschema van een FM-zender.
Het blokje gemerkt X stelt voor:

a   eindtrap
b   modulator
c   stuurtrap

-
004
Dit is het blokschema van een ontvanger.
Wat is de frequentie van de 2de mf-versterker ?

a     2 MHz
b     1 MHz
c    15 MHz
d   500 Mhz

-
005

In de figuur is het blokschema van een FM-zender weergegeven.
Het blokje X stelt voor:

a   oscillator
b   vermenigvuldigtrap
c   modulator
d   discriminator

-
007

Zendvermogen:
Het door de direkt met [X]
te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddels vermogen, gerekend over 1 periode van de hoogfrequente uitgangswisselspanning tijdens het maximium van de omhullenden[PEP].
Op de plaats [X] staat:

a   het radio-zendapparaat
b   het voedingsapparaat
c   de antenne-inrichting

-
010

In de uitgang van een FM-zender is een pi-filter geplaatst.
Dit filter heeft als doel:

a   het verkleinen van de frequentiezwaai
b   het verhogen van de antennewinst
c   het aanpassen van de zender aan de antennekabel
d   het verkleinen van de staandegolfverhouding op de kabel

-
001

In een enkelzijbandzender wordt de draaggolf onderdrukt om:

a     het beschikbare vermogen in de zijband te concentreren
b     de verstaanbaarheid te verbeteren
c     de bandbreedte te halveren

-
008

Een zendamateur zendt uit in de klasse J3E [EZB].
Het door de direkt met de antenne-inrichting te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over 1 periode van het hoogfrequent uitgangswisselspanning tijdens het maximum van de omhullende, bedraagt 100 Watt.
Volgens de gebruiksbepalingen is het zendvermogen:

a   200 Watt
b   100 Watt
c   400 Watt

-
006

Een enkelzijbandzender werkt met een draaggolfoscillator op 1 Mhz.
Het zijbandfilter laat uitsluitend signalen in de lage zijband door.
Voor spraaksignalen met frequenties tussen 300 Hz en 3000 Hz zijn de grenzen van de doorlaatband van dit filter:

a   997 Khz en 1003 Khz
b   997.7 Khz en 1003.3 Khz
c   1000.3 Khz en 1003 Khz
d   997 Khz en 999.7 Khz

-
009

Een enkelzijband-telefoniezender met onderdrukte draaggolf op 28.5Mhz werkt volgens de filtermethode en wordt gemoduleerd met een sinusvormig signaal van 2500Hz.
De hoge zijband wordt uitgezonden.
In het frequentiespectrum komt de component 28497.5 Khz in sterke mate voor.
Dit wijst op:

a   onvoldoende onderdrukking van de draaggolf
b   intermodulatie in een trap na het zijbandfilter
c   onvoldoende onderdrukking van de lage zijband
d   intermodulatie in de balansmodulator

-
011

Voor een telegrafiezender (A1A) geldt:

a   de bandbreedte van het uitgezonden signaal is nul Hz
b   de frequentiestabiliteit is niet belangrijk omdat er geen spraak modulatie is
c   alle trappen kunnen in de klasse C worden ingesteld
d   er kan alleen in de eindtrap worden gesleuteld

-
012

Een ideale enkelzijband-telefoniezender met onderdrukte draaggolf  op 7 Mhz , zendt de hoge zijband uit.
De modulatie bestaat uit sinusvormige signalen van 1000 en 1800 Hz.
In het uitgezonden frequentiespectrum zijn componenten aanwezig op:

a.   6999 kHz en 6998.2 kHz
b.   7001 kHz en 7001.8 kHz
c.   7002.8 kHz en 7000.8 kHz
d.   7000 kHz , 7001 kHz , 7001.8 kHz en 7002.8 kHz

-
013

In een enkelzijbandzender wordt een balansmodulator gebruikt, waardoor:

A. alleen één zijband wordt onderdrukt
B. alleen de draaggolf wordt onderdrukt
C. 90 graden faseverschuiving wordt bereikt
D. de draaggolf en één zijband worden onderdrukt

-
014

In een enkelzijbandzender kiest men bij voorkeur voor een balansmodulator omdat hiemee

a   minder harmonischen ontstaan
b   de draaggolf wordt onderdrukt
c   modulatie-oversturing van de eindtrap wordt voorkomen
d   het zendvermogen (PEP)  van het uiitgezonden signaal wordt verminderd

-