VERON 9.2.3

Ongewenste beínvloeding van apparatuur:
Via de antenne-ingang [antennespanning, ingangs selectiviteit].
Een sterk ingangssignaal (buiten het gewenste ontvangstbereik van de ontvanger) kan onvoldoende verzwakt worden, dan is de selectiviteit van de ontvanger onvoldoende.
Gevolg; storing.

Via andere aangesloten leidingen.
Elke draad die aan of in een elektronisch apparaat zit kan zich gaan gedragen als antenne en elektromagnetisch signaal oppikken.
Bij hoge veldsterkte, zullen relatief grote spanningen opgepikt kunnen worden.
Dit laatste noemt men directe instraling.

Mantelstroomfilters:
Normaal gesproken verplaatst een HF stroom zich aan de binnenkant (I1) van de afscherming en aan de buitenkant (I3) van de centrale geleider van een coaxkabel. Door allerlei oorzaken kan de balans van een symmetrisch antenne systeem verstoord worden waardoor er toch stroom (I2) loopt over de buitenmantel. Dat is het gevolg van een natuurwet waarbij de weg van de minste energie (weerstand) gevolgd wordt. Als de route via de buitenmantel korter is dan via de binnenkant, zal een HF stroom dat doen. De coaxkabel werkt als ongewenste antenne en dat kan de oorzaak zijn van storing in uw eigen apparatuur of van de consumenten elektronica in de buurt.
Door een coaxkabel op een vorm (foto's) of ringkern te wikkelen of ferriet pijpjes of ringkernen erover heen te schuiven, gaat de buitenmantel als smoorspoel werken en dwingt een HF stroom om alleen de weg via de binnenzijde te kiezen. I2 wordt verminderd of geheel onderdrukt (I3 = I1). Zo'n smoorspoel noemt men een mantelstroom filter of choke balun.