VERON 8.1.2

Spanningsmeter:
Rm = oneindig hoog.
Wordt geacht een oneindig grote ingangsweerstand te hebben, al is dat in de praktijk niet zo.
Met de maximale uitslag en de te meten spanning kun je de voorschakelweerstand berekenen.
Zm = ONEINDIG HOOG
De spanning Ua = 9 Volt
De lamp = 6 V bij 500mA max
Hoe groot moet Rv zijn??
Rv moet 3 Volt 'opeten' bij 500mA
Rv = URv/IRv   3/500exp-3 = 6 Ohm.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het meten van U spanning wordt parallel aan de kring of component gedaan. (zie onder).
De karakteristiek van een voltmeter is dat hij een zo groot mogelijke weerstand zou moeten bezitten. Daardoor beïnvloed de meter de kring minder (afname van stroom minimaal.)
Stel dat onze meter een eigen inwendige weerstand van 20000
Ω bezit, en dat de meter volledig uitslaat als er 1 volt wordt aangelegd.
Men zegt dan dat die meter een gevoeligheid heeft van 20000
Ω per volt.
Dit is een veel voorkomende waarde voor een multimeter ( met een multimeter kunnen we veel soorten metingen doen door onderdelen bij te schakelen ).
Ander Voorbeeld:
We hebben een meter van 0.1 mA // 1000 Ohm. De schakelaar S bepaalt je meetbereik !
Wat kan de meter zelf hebben ?
Um = Im x Rm  = 0.1exp-3 x 1000 = 100exp-3 Volt = 100 mV = 0.1 V

We willen 1 Volt meten, dan--- >>>
0.1 V voor de meter en een weerstand die    0.9 V verwerkt.
We willen 1 V , maar de stroom mag niet hoger zijn dan de Im van 0.1 mA
De weerstand Rv1 zal dus 0,9 V en max 0.1 mA hebben, dan --->>>
Rv = Ur/Ir =0.9/0.1exp-3= 9000 Ohm = 9 Kohm

We willen 10 Volt meten, dan--- >>>
0.1 V voor de meter en een weerstand die   9.9 V verwerkt.
We willen 10 V , maar de stroom mag niet hoger zijn dan de Im van 0.1 mA
De weerstand Rv2 zal dus 9,9 V en max 0.1 mA hebben, dan --->>>
Rv = Ur/Ir =9.9/0.1exp-3= 99000 Ohm = 99 KOhm.

We willen 100 Volt meten, dan--- >>>
0.1 V voor de meter en een weerstand die 99.9 V verwerkt.
We willen 100 V , maar de stroom mag niet hoger zijn dan de Im van 0.1 mA.
De weerstand Rv3 zal dus 99,9 V en max 0.1 mA hebben, dan --->>>
Rv = Ur/Ir =99.9/0.1exp-3= 999000 Ohm = 999 Kohm
We willen 500 Volt meten, dan--- >>>
0.1 V voor de meter en een weerstand die 499.9 V verwerkt.

We willen 500 V , maar de stroom mag niet hoger zijn dan de Im van 0.1 mA
De weerstand Rv4 zal dus 499,9 V en max 0.1 mA hebben, dan --->>>
Rv = Ur/Ir =499.9/0.1exp-3= 4999000 Ohm = 4999 Kohm

Rv = (Ub-Um)/Im
Rv   = voorschakelweerstand
Ub  = spanningbereik
Um = spanning over de meter
Im  = stroom door de meter


Dit alles geldt voor gelijkspanning ; als we wisselspanning meten, meten we de eff.waarde 
Ueff=0.707xUmax.
Voor het meten van wisselspanning moet de spanning eerst gelijkgericht worden.
We meten de eff waarde van een halve sinus.zie 1 02 003
t1 willekeurig moment.
Ueff = Umax*0.707 = 230 V
1/2 Ѵ2 = 0.707
Ugem = Umax*0.64 = 208 V
Utt = 2*Umax  =650 V
t periodetijd  p/t=50Hz = 1/50 sec.

Voor een wisselspanning van 50 Volt(max) en 60Hz geldt:
t1 willekeurig moment.
= hier getekent ca 24 V
Ueff = Umax*0.707
Ueff = 0.707 * 50 = 35.35 V
Ugem = Umax*0.64
Ugem = 0.64 * 50 = 32 V
Utt = 2*Umax
Utt =  2*50 = 100 V
t periodetijd  p/t=60Hz = 1/60 sec.